Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom

Christiane De Bock

 

tot Houges

 

Christiane

De Bock

Sinds kort heb ik een schoonmoeder… Dank u! Zo iemand koop je niet, die krijg je er bij je ja-woord gratis bij. Nu ken ik vele verhalen over schoonmoeders en nog meer moppen over hetzelfde thema maar ik heb geluk… Al die verhalen en die moppen kloppen bij mij langs geen kanten. Ik lig blijkbaar bij haar in een van de bovenste schuiven en dat is goed zo.
Mijn schoonmoeder kan als geen ander vertellen over haar leven. Niet dat ze wereldschokkende dingen heeft beleefd of hemel en aarde heeft verzet… Nee, ze was gewoon een meisje uit de Roskotstraat dat op haar veertiende geen keuze had. Alhoewel ze begaafd was, was de fabriek haar lot. Heel haar carrière heeft ze ‘tot Houges’ gewerkt. En dat vond ik een mooi gegeven om over haar een ‘Mensen van bij Ons’ te schrijven…
Christiane als peuter  

Roots
Christiane De Bock zag het levenslicht op 20 november 1933 in de Roskotstraat nummer 70. Ja, zegt ze, ik ben thuis geboren, met een achterwoarasse. Het moederhuis dat nog moest uitgevonden worden in die tijd maar alles is vlotjes verlopen. Mijn vader was Petrus De Bock maar iedereen noemde hem Gust want hij had al een halfbroer die ook Petrus noemde en om alle misverstanden te vermijden werd zijn tweede naam ‘August’ zijn roepnaam.

Mijn moeder was Marie Thienpondt, beter gekend als Marie Kilo, lacht ze. Een bijnaam die ze overgeërfd heeft van haar moeder Hortense Kilo. Zo was dat in die jaren, gaat Christiane verder. Vader Gust was een wever bij Caesens op de Lokerse baan. Toen de jute na den oorlog begon te slabakken vond hij een nieuwe job bij Wolfers, het Zilverfabriekske in de volksmond waar hij oud zilver moest opkuisen. Dat heeft hij gedaan tot hij ziek geworden is. Een erg ongezond werk was dat, herinnert Christiane zich, want mijn vader moest iedere dag twee liter melk drinken. Haar moeder heeft van haar veertiende tot haar zestigste tot Houges gewerkt als stikster.

  Christiane bij haar plechtige communie
Roskotstraat    

Het gezin De Bock woonde in bij de ouders langs moeders zijde. Mijn grootouders waren in 1924 één van de eerste bewoners in de gemeentehuizen in de Roskotstraat, zegt Christiane. Toen mijn moeder huwde, zijn ze er in getrouwd. Zolang ik thuis was, leefden we samen met drie generaties. En dat was te doen omdat Christiane geen broers of zussen had. Van haar prilste jeugd is vooral de oorlog bijgebleven. Haar vader was opgeëist om te gaan werken in Duitsland en dat vond ze verdomd erg. Iedere keer was hij weg voor twee-drie maanden, vertelt Christiane. Ik zie hem nog vertrekken met zijnen ballecon op zijn rug. Maar het was pure noodzaak want er moest brood op de plank komen. Vader vertelde er nooit iets over maar hij moet daar toch gene goeie post gehad hebben daar in Duitsland.

 

Foto genomen in 1941 om op te sturen naar Duistland.
Vooraan zie je Christiane in het midden, links van haar haar moeder en rechts haar grootmoeder.

 

Foto genomen in 1941 om op te sturen naar Duitsland.

De Roskotstraat was een plezierige gebuurte, gaat Christiane verder. Helemaal niet meer te vergelijken met wat ze nu is. De gemeentehuizen hadden achteraan een gemeenschappelijk deel en daarachter lag de groentetuin. En, lacht Christiane, bijna iedereen in de straat had een bijnaam.

Nieuwsgierig als ik ben, pols ik even naar die namen. Christiane heeft ze blijkbaar goed opgeslagen op haar harde schijf want ze kan bijna een wandeling maken door de Roskotstraat en van huis tot huis zeggen wie er woonde. Vinne Deinze, Staf Den Tadder dat was een kolenmarsjang en had ook een kruidenierswinkel. Dan had je Dieke Sause met haar man Leon Pastuur. Die heeft zich ooit opgehangen… maar hij had de koord wel onder zijn oksels gehangen. Dan woonde Hortense Kilo, mijn mitje en even verder had je Dise van Gukes.

Verder had je Roze Koekoek, de Parike omdat dat mens een pruik droeg, Fiel van Mientjens en zijn vrouw was Marie De Schuffeleir. Dan had je Bomma Rake, dat was een kwade vrouw die van kinderen niet veel verdragen kon. De breedte van haar huis harkte ze altijd en als er kinderen overliepen, ze zou ze doodgedaan hebben, lacht Christiane nu, haar bijnaam kreeg ze van de kinderen die een duivelse schrik hadden van haar. Verder in de straat had je de Goor, de Krulle, de Pannelappere en de Broeke, die had twee bijnamen.

 

Christiane weet van sommigen nog de echte naam, van anderen heeft ze de echte naam nooit geweten.

Ze gaat verder. Staf Kuste, Nie Katte, die hield een café met een bollebaan. Fiele Pastuur, een oude vrouw die een winkeltje had waar je van alles kon krijgen. Mie Tuite had weer een winkeltje van garen en sjette. De Roste Marie was een café. Ming uit de Tonne. Rachel de Moen, Viene Snel, zij had een duivenlokaal en haar man was Sjarel Post. Stiffe Paji, de Schoen, Michel de leuzigen, die werkte niet graag, Spekkoekes, de Bavve, de Glazen Merrebol, een oud cafeetje, Riene Bruut, haar man luidde de klok, de Schone Paula, de Sjieke, de Sigare, nen boer in de Langestraat. Dat was ook ne vieze. In de tijd van Sint-Maarten wilden we allemaal een schone raap voor ’t paard van de sint. We trokken dan naar zijn veld en als het geen schone raap was, dan gooiden we die terug. Hij heeft verschillende keren met zijn riek achter ons gezeten. Marie Smoutbol, Lo Petalle en Elvire Pato die woonden in kleine huisjes achteraan de wei waar de bomen van klompenmaker Tuur Van Daele lagen, nu is er de Vuurkruisenstraat.

Ieder jaar de vijftiende augustus was het braderie in de Roskotstraat en die was erg gekend, daar kwam veel volk op af. In ieder café zat een jazz te spelen: een saxofoon, een accordeon en slagwerk. En daar werd gedanst. Dat was echt ne schone tijd, mijmert Christiane.

     
Christiane in de kleuterklas  

School
Ik ben begonnen in ’t bewaarschoolke op ‘t dorp. Juffrouw Maria, juffrouw Antoinette, juffrouw Elvire en Juffrouw Suzanne… Christiane kent ze nog allemaal en ze toont me een foto uit die tijd waarop allemaal kleine meisjes staan, uitgedost op hun paasbest. Daarna ben ik naar de gemeenteschool gegaan. Ik vond dat daar goed, zegt Christiane, ik was een goede leerling en dan heb je door den band gene last. In het eerste zat ze bij juffrouw Agnes, in het tweede bij juffrouw Marcella, dan bij juffrouw Cordule in de derde klas, in het vierde bij juffrouw Pieters en in het vijfde bij juffrouw Clara Pannekoek. In het zesde kreeg ze les van Lea Hulpiau en haar laatste twee jaren zat ze bij juffrouw Rachel De Decker.
Dat tweede jaar heb ik niet veel meer geleerd, bekent Christiane. Die laatste jaren waren echt niet meer plezant, zegt Christiane, want al mijn kameraden waren naar een andere school. Ik moest mijn broek verslijten op school tot ik veertien was en naar de fabriek kon.

Uiterst links op de tweede rij zit Christiane bij juffrouw Maria in 1937

Tot Houges   Werkboekje van Christiane

Mensen uit de buurt begrepen dat niet. Mijn moeder was altijd erg fier op het feit dat ik het op school zo goed deed maar in het jaar dat ik veertien werd, was ze onverbiddelijk: ik moest mee met haar naar de fabriek. Ik snapte dat zelf ook niet, meisjes uit mijn klas die het bijlange zo goed niet deden, mochten verder naar ’t school en ik niet… Ik heb veel geweend in die tijd maar het bracht niets op. Dat was nijg tegen mijn goesting, bekent Christiane, En eerlijk gezegd ik was er beschaamd voor. ’s Zondags ging ik naar de patronage, de zondagschool, maar toen ik ging werken ben ik daar mee gestopt.

Ik was nog geen 14 toen ik in 1947 begon te werken ‘tot Houges’ of La Zéloise. Ik was er het enige kind. In die jaren trokken enkel kinderen die niet leerden op hun veertiende naar de fabriek. Er was een duidelijk verschil tussen de verschillende fabrieken. In de Savco werkten bijvoorbeeld meer kinderen maar daar zou ik nooit kunnen aarden hebben, zegt Christiane, de mentaliteit was er heel anders. Ik verjaarde pas in november en dus was ik de eerste maanden illegaal en mocht er controle geweest zijn, moest ik me verstoppen. Om zeven uur ’s morgens begonnen we tot twaalf uur. ’s Middags kwamen we naar huis en om kwart over 1 moesten we terug tot ’s avonds halfzes. De zaterdag werkten we tot ’s noens. Ja, dat was nog de 52-urenweek in die tijd.

Christiane kreeg als jong meisje een schoon werkske: de draden van een boom jute aanknopen. Een hele dag weversknopen leggen, dat stak niet tegen, vertelt Christiane, en ik werkte ook op priem: als ik mijn best deed, kreeg ik meer geld. Ik ben begonnen aan 3,90 frank (10 eurocent) per uur. Op ’t fabriek moesten ze me niet controleren, dat deed mijn moeder wel. Vanachter haar stikmachine kon ze me de hele dag gadeslaan en zien of ik niet te veel rondkeek of babbelde. Dat heb ik tot mijn zestiende gedaan en daarna mocht ik de boodschappen doen Een jobke dat ik graag deed. Naar de post, het station, de bank, ’t gemeentehuis… Ik leerde zo mijn plan trekken. Een jaar later vroeg de directeur Jules Van Der Eecken of ik niet liever zakken wou stikken. Als je zakken stikte, werkte je op priem en verdiende je sowieso meer. Ik zei maar ja en dat heb ik dan gedaan tot in 1966.

 
Christiane met haar moeder aan de stikmachine   Christiane als mistesse   De viering van 100 jaar La Zeloise in 1969
Christiane met haar moeder aan de stikmachine
Christiane als mistesse
Feestdis n.a.v. 100 jaar La Zéloise.
Burgemeester Benoit Van Acker zit tussen
meneer Gilbert en meneer Jules en hun dames.

Het werk op de fabriek werd ik na een tijdje wel gewoon, gaat Christiane verder, en eigenlijk heb ik dat werk wel graag gedaan maar ik had me altijd voorgenomen als ik de okkazzje kreeg om me op de een of andere manier op te werken. Dat is gelukt want in 1966 werd ik ‘mistesse’ en was ik verantwoordelijk voor het stikatelier. Dat heb ik 19 jaar gedaan tot ik in 1982 met brugpensioen kon.

Echt proper werk was dat niet die jutezakken stikken, zegt Christiane. Later was de jute beplakt met papier om meer stevigheid te geven maar dat had dan weer het nadeel dat dat papier in je handen sneed en je handen altijd openlagen. Om nog andere zakken te stikken had je garen nodig dat in olie lag. Dat had dan weer het nadeel dat die olie overal in het rond spatte, in ons gezicht, in ons haar.

In het begin werden we iedere zaterdag uitbetaald. We kregen dan een rond ijzeren doosje waarin onze pree en een briefje zat, later waren dat omslagen en dat heeft geduurd tot ons geld via de bank werd gestort.

38 Jaar heeft Christiane ‘tot Houges’ gewerkt. In al die jaren zijn er wel enkele ongelukken gebeurd. Een jongeman die zijn vinger kwijtraakte in een molentje, een meestergast die met zijn twee handen tussen een rol sukkelde maar het ergste ongeluk was ongetwijfeld die ontploffing in 1961. In het pekkot hadden ze een ketel aangestoken die korte tijd later ontplofte. Vier doden waren er toen, vertelt Christiane, dat was erg. Een schone gebeurtenis was de viering van 100 jaar La Zéloise in 1969. Meneer Gilbert en meneer Jules Haegens nodigden toen alle werknemers uit voor een feestmaal.

Bord dat Christiane kreeg toen ze met pensioen ging  

Maar voor de rest was de sfeer op het werk heel plezierig. Af en toe had je d’r eens nen aardige bij, lacht Christiane, maar dat kom je wel overal tegen hé. Zo had ik ooit eens een losse werkman die je wat moest volgen. Ik bemoederde hem af en toe en dan zei tegen mij: ‘Gij zijt mijn moeder’. En dat zei hij zo geregeld. Tot op een dag dat Christiane toch eens moest reclameren en de man was blijkbaar een beetje verbolgen want toen zei hij: ’Gij zou mijn moeder niet mogen zijn’.

In 1985 kon Christiane met brugpensioen. Ze had 19 jaar gewerkt als stikster en 19 jaar als ‘mistesse. Of je ’t gelooft of niet, ik heb geweend toen ik naar het fabriek moest én ik heb geweend toen ik afscheid moest nemen. Ik kon goed met de mensen om en toen ik met pensioen ging hebben ze me veel eer aan gedaan, zoals ze dat zeggen.

De bazen trakteerden me op een etentje in ’t Brouwershof en van mijn collega’s kreeg ik veel cadeaus en bloemen maar het mooiste geschenk vind ik dat bord waarop Lydia Van Haver mijn naaimachine waar ik zovele jaren op gewerkt had, heeft geschilderd. Da’s ne schone souvenir en daar hou ik echt aan, zegt Christiane.

Christiane met twee van haar jeugdvriendinnen  
Gezin & Huis
Ik heb een schoon jong leven gehad, zegt Christiane. Ik had een paar goede kameraden en het liefste wat we deden was dansen. We wisten maar al te goed wanneer het ergens kermis of koers was en dan trokken we daar naar toe. Veel geld hadden we niet en we dronken enkel als ze ons trakeerden. We gingen ook naar alle bals in ’t dorp: dat van de pompiers, dat van de oud-strijders in de Blau Zaal op de Zandberg… Op een bal van de pompiers in 1953 heeft ze haar man Germain Robberecht leren kennen.

Hij kwam me halen om te dansen, vertelt Christiane, maar hij zei er onmiddellijk bij dat hij niet kon dansen. We zijn blijven dansen en daarna blijven afspreken. Germain werkte in Huis Ten Halve, een katoenweverij op de Lokersebaan. In 1956 zijn we dan getrouwd en we gingen in een huisje in de Drieputtenstraat wonen. 750 frank (19 euro) huishuur betaalden we in die tijd. Echt veel was dat niet maar veel luxe hadden we heus niet, gaat Christiane verder. Vooraan was er een beste plaats, een gang en daarachter een woonkamertje.

  Christiane met haar man Germain Robberecht
Christiane met haar moeder en haar dochter Marie Anne op de jaarmarkt  

Er was geen gootsteen, geen badkamer en ’t huiske was vanachter. Een keuken hadden we niet, ik moest afwassen in een moentje en ons gasfornuis stond in ’t stalleke onder een golfplaten dak. We hadden inderdaad lopend water maar het kraantje stond in de gang aan de voordeur. Jonge mensen kunnen zich dat niet meer voorstellen, maar zo leefden we als jong getrouwd koppel. In 1963 werd haar enige dochter Marie Anne geboren.

Begin van de jaren zestig werden de eerste huizen van de Tuinwijk gebouwd. Christiane wou daar altijd graag wonen. Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad, voor we daar een huis konden kopen, gaat Christiane verder. Ik heb de deur van gemeentesecretaris Anthuenis werkelijk plat gelopen tot het uiteindelijk in 1965 in orde kwam: we konden een gesloten bebouwing kopen in de Beukenlaan. We waren de koning te rijk! Plots hadden we alles wat we vroeger niet hadden: een keuken met een elektrisch vuur, een badkamer, WC in huis…

Weduwe
Haar man heeft slechts dertien jaar kunnen genieten van hun huis. In september 1978 kreeg hij via een open wondje een besmetting die hij opliep bij het vissen. De dokters wisten zich geen raad en drie weken later stierf Germain. Christiane was weduwe op haar vijfenveertigste. Het was een harde noot om kraken, bekent Christiane, als je zo vroeg voor alles alleen staat.

Sinds 1970 woonde ook haar moeder in het gezin. Mijn moeder was niet makkelijk maar na de dood van Germain probeerde ze meer en meer beslag op mij te leggen. Ik heb het soms niet zo makkelijk gehad, zegt Christiane eerlijk, ’t was soms moeilijk om de kerk in ’t midden te houden. Gelukkig heeft ze vijf jaar later via haar nonkel Jozef Samson leren kennen.
Jef was van den Dijk en elf jaar ouder, gaat Christiane verder, ’s Avonds kwam hij bij mij maar overdag ging hij naar zijn huis en zijn grote groentetuin. Maar het klikte en ik heb met hem schone jaren gehad. Jammer genoeg heeft dat mooie liedje maar vier jaar geduurd want in 1987 overleed Jef na een hersenbloeding en was ze terug alleen.

In 1988 is ze lid geworden van de KBG (nu Okra). De gepen-sioneerdenbond had een volksdansgroep en dat was de ideale uitlaatklep voor Christiane. Ik keek iedere week uit naar dat uurtje dansen en zo leerde ik ook andere vrouwen kennen. Ook vandaag is Christiane nog lid van Okra, ze is zelfs ondervoorzitter. Aan het einde van deze bestuursperiode stop ik er mee, zegt ze resoluut, dan ben ik in de tachtig en dan mogen jongeren het overnemen.
In 1997 kwam de derde man in haar leven. Marcel Huyghebaert, haar oud-directeur, was zijn vrouw verloren en op een dag raakten ze samen aan de klap… Ondertussen zijn ze al vijftien jaren samen.

Christiane met haar levensgezel Marcel bij Rummikub  

Ik voel me goed, zegt Christiane, we doen veel samen en geregeld gaan we eens op restaurant waar we allebei erg van genieten. Sinds een drie jaar zijn ze allebei besmet door het Rummikubvirus. Iedere avond na Thuis werpen ze elkaar de handschoen toe en spelen ze een spelletje of vijf. Ik moet me serieus weren, wil ik eens winnen, lacht Christiane, maar af en toe kan ik hem toch eens serieus afdrogen.

Christiane met haar kleindochter Leonie
en haar dochter Marie Anne

  Christiane met haar dochter Marie Anne en haar kleindochter Leonie

Christiane haalt haar doos met foto’s boven. Alles wat ze vertelde, illustreert ze met beelden uit vervlogen jaren. Hoe kijk je terug op je leven? is mijn laatste vraag. O, antwoordt ze, ik heb een plezierige jeugd gehad, een goed getrouwd leven, zij het met ups en downs maar dat komt iedereen tegen. Ik heb op bepaalde momenten moeten vechten om er door te geraken maar het is me gelukt. Doordat ik Jef en Marcel leerde kennen, is alles zowat op zijn poten gevallen en dan blijf je niet achteruit kijken. Dat moet je trouwens nooit doen! Ik ben een tevreden vrouw!

Mark De Block

04.11.2012


© Mark De Block

afdrukken

tot Houges - Christiane De BockThuiskomen